Fiscale actualiteiten
Het nieuwe jaar heeft ook een aantal fiscale veranderingen met zich meegebracht. Hierbij een opsomming van een aantal actualiteiten.
Verlaging tarieven vennootschapsbelasting: Vanaf 2019 gaat het tarief van de vennootschapsbelasting stapsgewijs omlaag. In 2019 is het tarief van de eerste tariefschijf (voor het deel van de winst tot en met € 200.000) verlaagd van 20% naar 19%. Het tarief van de tweede tariefschijf (voor het deel van de winst boven de € 200.000) is 25% gebleven in 2019. In 2020 en 2021 worden de tarieven verder verlaagd. Voor winsten tot en met € 200.000 naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021 en voor winsten vanaf € 200.000 naar 22,55% in 2020 en 20,5% in 2021.
Verliesverrekening vennootschapsbelasting: De verliesverrekening in de vennootschapsbelasting is vanaf 2019 verder beperkt. Als je een verlies had kon je dit verrekenen met de winst van het jaar daarvoor (Carry back) of met de winsten van de komende 9 jaren (Carry forward). Het aantal jaren dat verliezen in de vennootschapsbelasting voorwaarts kunnen worden verrekend is vanaf 2019 beperkt van 9 tot 6 jaar. Verliezen uit 2018 kunnen nog 9 jaar worden verrekend (tot en met uiterlijk 2027). Verliezen uit 2019 kunnen nog maar tot en met uiterlijk 2025 worden verrekend.
In verband hiermee is er een overgangsregeling. Verlies geleden in 2019 (verrekenbaar tot en met 2025) wordt met voorrang verrekend boven de verliezen geleden in 2017 (verrekenbaar tot en met 2026) en 2018 (verrekenbaar tot en met 2027). Verlies geleden in 2020 (verrekenbaar tot en met 2026) wordt met voorrang verrekend boven de verliezen in 2018 (verrekenbaar tot en met 2027). Voor verliezen uit oudere jaren geldt de hoofdregel dat het oudste jaar eerst wordt verrekend.
Voor de inkomstenbelasting geldt deze beperking niet. Een verlies uit box 1 (inkomen uit werk en woning) kun je verrekenen met positieve box 1-inkomsten uit de 3 voorafgaande jaren en met positieve box 1-inkomsten uit de 9 volgende jaren.
Beperking afschrijving gebouwen: De afschrijving op gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting is beperkt. Vanaf 2019 mag nog maar worden afgeschreven tot 100% van de WOZ-waarde (voorheen 50% van de WOZ-waarde). Voor gebouwen ter belegging gold deze afschrijvingsbeperking tot 100% van de WOZ-waarde al.
Ook hier geldt een overgangsregeling. Indien een gebouw vóór 1 januari 2019 in gebruik is genomen, én er is op dat gebouw nog geen volledige drie jaren afgeschreven, dan mag nog gedurende het restant van die periode volgens de oude regels worden afgeschreven. Dus stel het pand is in 2017 in gebruik genomen dan geldt de afschrijvingsbeperking pas op 1 januari 2021.
De beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik tot 100% van de WOZ-waarde geldt niet voor belastingplichtigen in de inkomstenbelasting.
Monumentenaftrek: Voorheen gold een aftrek van onderhoudskosten voor een rijksmonumentenpand in de inkomstenbelasting. Per 1 januari 2019 is hiervoor een subsidieregeling in de plaats gekomen. De subsidie bedraagt 38% van de kosten om het monumentenpand in stand te houden. De subsidieaanvraag moet worden ingediend in de periode van 1 maart tot en met 30 april, volgend op het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt. Om te bepalen in welk jaar de subsidiabele kosten zijn gemaakt, is de factuur bepalend.
De subsidie kan worden aangevraagd voor rijksmonumenten met een woonfunctie. Het is niet van belang of sprake is van een eigen woning in box 1 of een beleggingswoning in box 3.
Investeringen ter compensatie CO2-heffing en verhoging energiebelasting
Om als Nederland in 2030 te kunnen voldoen aan de internationaal gemaakte afspraken van het afgesloten Klimaatakkoord, heeft de regering onlangs bericht hiervoor het bedrijfsleven zwaarder te willen belasten in de vorm van een CO2-heffing en verhoging van de energiebelasting.
In sommige gevallen gelden reeds, of zullen wettelijke verplichtingen tot energiebesparende maatregelen gaan gelden;
- Kantoorruimten groter dan 100 M² dienen m.i.v. 1 januari 2023 te beschikken over energielabel C en vanaf 2030 over energielabel A. Als hieraan niet wordt voldaan, mag het vastgoed daarna niet langer als kantoor worden gebruikt of verhuurd. Dit is iets waar ook banken al rekening mee houden bij de aanvraag van hypotheken.
- Eigenaren en hoofdhuurders van een bedrijfsgebouw (fabriek) zijn nú al verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen die binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend.
Ook als er voor jou op dit moment geen verplichting geldt, is het wellicht toch een goed moment om na te gaan denken aan investeringen in energiebesparing en opwekking van duurzame energie. Dergelijke investeringen leiden niet alleen op termijn tot lagere bedrijfslasten, maar dit kan onder voorwaarden ook direct tot een fiscaal voordeel leiden. Daarbij zal de daadwerkelijke invoering van een CO2-heffing en verhoging van de energiebelasting de terugverdientijd aanzienlijk verkorten. Mogelijk zullen “groene” ondernemingen in de toekomst ook door de overheid worden beloond met nieuwe subsidies of fiscale voordelen.
Een aantal huidig geldende gunstige fiscale regelingen en subsidies m.b.t. investeringen energiebesparing en opwekking duurzame energie, zullen we kort bespreken:
Energie-investeringsaftrek: Ondernemers die in Nederland inkomsten- of vennootschapsbelasting betalen, kunnen m.b.t. zakelijke investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen of duurzame energie in 2019 in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Indien wordt voldaan aan de voorwaarden, mag je naast de afschrijving op de in 2019 verrichte investeringen, over 2019 tevens een extra bedrag aftrekken van de fiscale winst ter grootte van 45% van de investering. Dit geldt voor de aanschaf- en voortbrengingskosten.
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor EIA zijn:
- Het bedrag aan energie-investeringen is minimaal € 2.500 per bedrijfsmiddel
- Het bedrijfsmiddel wordt voor het eerst gebruikt
- Het bedrijfsmiddel staat op de zogenoemde “energielijst”, te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
- Op de investering is niet reeds de milieu-investeringsaftrek (MIA) toegepast. (De MIA geldt voor investeringen in milieuvriendelijke technieken en zal hier verder niet worden behandeld)
- De investering moet binnen drie maanden na aanschaf/voortbrenging zijn aangemeld op de website van het RVO.
Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE): Het duurzaam opwarmen van woningen en bedrijfspanden wordt door de overheid verder gestimuleerd met een energie-subsidie. De ISDE aanvragen betekent dat je een tegemoetkoming in de kosten vraagt bij de aanschaf van een warmtepomp, zonneboiler, biomassaketel of pelletkachel. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het soort en merk van het aangeschafte apparaat. De ISDE-subsidie vraag je aan bij het RVO.
Houdt er bij je verzoek voor ISDE-subsidie als ondernemer wel rekening mee dat je de aanvraag bij het RVO indient, vòòrdat je daadwerkelijk overgaat tot aanschaf en installatie van het apparaat. Schaf je als ondernemer eerst het apparaat aan, en vraag je daarna pas om subsidie in het kader van de ISDE, dan wijst het RVO je verzoek direct af.
Overigens kunnen wij de werkzaamheden rond de aanvraag voor ISDE-subsidie van je overnemen. Bezoek voor meer informatie onze website.
Stimulering Duurzame Energie (SDE+): Ben je van plan zonnepanelen op je bedrijfspand te plaatsen om zodoende zelf energie op te wekken? Dan kom je wellicht in aanmerking voor SDE+ subsidie. Ook de SDE+ subsidie vraag je vooraf aan bij het RVO.
In praktijk komt het er op neer dat je met de toekenning van de SDE+ subsidie gedurende de eerste 15 jaren na plaatsing van de zonnepanelen een vergoeding ontvangt voor elk door jou opgewekt kilowattuur. Daarnaast bespaar je ook nog op de reguliere energielasten, omdat je (gedeeltelijk) je eigen opgewekte energie voor je bedrijfsvoering kan gebruiken.
De aanvraag van SDE+ subsidie heeft echter wel wat voeten in de aarde: Om voor de subsidieregeling SDE+ in aanmerking te komen, dien je een goed onderbouwd project in te sturen, en afhankelijk van de grootte van het project is een complete haalbaarheidsstudie noodzakelijk. De huidige aanvraagtermijn verloopt op 4 april, in de herfst komt waarschijnlijk een nieuwe aanvraagronde.
btw terugvragen op zonnepanelen: Ben je van plan zonnepanelen te plaatsen en ben je maar een kleine (btw-)ondernemer? Dan heb je nog de mogelijkheid de verschuldigde btw over de aangeschafte zonnepanelen terug te vragen.
Ben je al aangemeld als btw-ondernemer vòòrdat je de investering verricht, dan mag je tot vijf jaar na aanschaf van de zonnepanelen de btw terugvragen. Ben je particulier en schaf je in 2019 zonnepanelen aan? Zorg er dan voor dat je na de aanschaf jezelf zo snel mogelijk laat registreren als btw-ondernemer. Je kan namelijk in dat geval de btw op in 2019 aangeschafte zonnepanelen tot uiterlijk 30 juni 2020 terugvragen.
Overigens kunnen wij je als particulier helpen met de werkzaamheden voor aanvraag van teruggave btw op zonnepanelen. Bezoek voor meer informatie onze website.
vervanging kleineondernemersregeling (KOR) door omzet gerelateerde vrijstelling omzetbelasting (OVOB)
Met ingang van 1 januari 2020 wordt de kleineondernemersregeling (KOR) vervangen door de omzetgerelateerde vrijstelling omzetbelasting (OVOB).
Als jouw (verwachte) omzet € 20.000 of minder per jaar is, dan kun je kiezen voor opname in de OVOB. Je moet hiervoor een verzoek indienen bij de Belastingdienst om vrijgesteld te worden van btw. Dit verzoek moet wel vóór 20 november 2019 kenbaar zijn gemaakt bij de Belastingdienst, om meteen met ingang van 1 januari 2020 de OVOB te kunnen toepassen.
Ben je op 31 december 2019 vanwege de huidige wetgeving al ontheven van de administratieve verplichtingen? Dan hoef je niets te doen; de Belastingdienst gaat er automatisch vanuit dat je ook gebruik wilt maken van de OVOB in 2020.
In de huidige regeling mag je de voorbelasting nog gewoon in aftrek brengen, maar dit gaat in de nieuwe regeling veranderen. Verderop zullen we dit met een voorbeeld toelichten.
Volgens de nieuwe regeling vanaf 2020 word je als kleine ondernemer die belaste prestaties verricht, maar gebruik gaat maken van de OVOB, geacht om voortaan btw-vrijgestelde prestaties te verrichten. Jouw opdrachtgevers dienen in dat geval ook een factuur zonder vermelding van btw te ontvangen.
Het gevolg hiervan is dat je dus te maken krijgt met de herziening van de eerder in aftrek gebrachte voorbelasting. Het toepassen van de OVOB kan dus betekenen dat je btw moet terugbetalen aan de Belastingdienst over in voorgaande jaren verrekende omzetbelasting.
Om de kleine ondernemers tegemoet te komen volgt geen herziening, indien het terug te betalen bedrag aan btw in het betreffende jaar niet hoger is dan € 500.
We zullen de eventuele (nadelige) gevolgen van de vervanging van de KOR door de OVOB illustreren met een voorbeeld:
Op dit moment gelden de herzieningsbepalingen uitsluitend voor de aan de ondernemer geleverde goederen (onroerend en roerend) en niet voor diensten. De termijn waarin de aftrek van voorbelasting kan worden herzien voor roerende zaken bedraagt 4 jaar na het jaar van ingebruikname, terwijl voor onroerende zaken de termijn waarin de aftrek van voorbelasting kan worden herzien 9 jaar na het jaar van ingebruikname is.
Stel: een kleine ondernemer heeft in 2015 een bedrijfspand gebouwd en heeft de voorbelasting van € 21.000 volledig in aftrek gebracht, en in 2017 gebruikgemaakt van de ontheffing. De aftrek op het pand bleef in 2017 in stand. Maar wat zijn de gevolgen in het jaar 2020? De herzieningstermijn voor dit pand loopt tot 31 december 2024. Aan die periode wordt jaarlijks € 2.100 aan voorheffing toegerekend. Als deze ondernemer gebruik gaat maken van de OVOB, dan is hij jaarlijks € 2.100 btw verschuldigd over de jaren 2020 t/m 2024, omdat het pand wordt gebruikt voor btw-vrijgestelde prestaties en omdat het bedrag groter is dan € 500.
In dit voorbeeld doet de ondernemer er dus goed aan om de ontheffing per 31 december 2019 op te zeggen.
Ben je de eigenaar van zonnepanelen? Ook voor jou kan de OVOB gevolgen hebben. Losse zonnepanelen op daken worden namelijk aangemerkt als roerende goederen. De herzieningsperiode beloopt derhalve het jaar van ingebruikname en de volgende 4 jaren. Particulieren die door het gebruik van zonnepanelen als ondernemers worden aangemerkt, hebben zich bijna allemaal aangemeld voor de huidige ontheffing.
Heb je de panelen aangeschaft in of voor 2015? Dan kun je de OVOB toepassen, tenzij je omzet hoger is dan € 20.000 (de herzieningsperiode is voor deze panelen verlopen). Heb je echter panelen aangeschaft in 2016 of later en bedraagt de terugontvangen btw € 2.505 of meer? Dan moet je wel actie ondernemen. De Belastingdienst gaat er namelijk vanuit dat deze ondernemers ook de OVOB gaan toepassen omdat de wetgever een aparte melding voor deze groep niet nodig acht. De Belastingdienst verondersteld automatisch dat zij zich hebben aangemeld voor toepassing van de OVOB.
Doordat het bedrag dat aan ieder herzieningsjaar moet worden toegerekend meer bedraagt dan € 500, moet je de ontvangen btw daadwerkelijk terugbetalen aan de Belastingdienst, omdat de panelen worden gebruikt voor vrijgestelde prestaties. Bij aanschaf van panelen in 2016 en een vooraftrek van € 2.505, moet je over 2020 € 501 terugbetalen en bij aanschaf in 2017 € 501 over 2020 en € 501 over 2021, enzovoorts.
Als eigenaar van zonnepanelen kan de OVOB (nadelige) gevolgen hebben. Indien dit voor jou het geval blijkt te zijn, maak dan tijdig bij de inspecteur kenbaar dat je geen gebruik wilt maken van de OVOB op 1 januari 2020. Het gevolg is namelijk dat je btw bent verschuldigd over de opgewekte energie op basis van forfaitaire bedragen. Zodra de herzieningsperiode voorbij is, kun je wel gebruik gaan maken van de OVOB. Mogelijk zal de Belastingdienst de groep die btw moet terugbetalen nog apart berichten, omdat zij immers de beschikking heeft over alle relevante informatie.
De nieuwe wetgeving treedt in werking op 1 juni 2019. Vanaf dat tijdstip kun je aan de Belastingdienst melden of je wel of niet gebruik wilt maken van de OVOB.
Gelijkstelling managementovereenkomst met arbeidsovereenkomst
Onlangs heeft de rechtbank te Gelderland uitspraak gedaan in een geding, waarbij werd betwist wanneer een afgesloten managementovereenkomst dusdanig lijkt op een arbeidsovereenkomst, dat verplicht een werknemersverzekering dient te worden afgesloten voor de ter beschikking gestelde manager en / of DGA.
Op basis van het oordeel van de rechtbank kan een managementovereenkomst gelijkgesteld worden aan een arbeidsovereenkomst, en is er dus sprake van een dienstbetrekking, door de opname en onderlinge samenhang van de hiernavolgende artikelen in de overeenkomst;
- de werkzaamheden mogen niet zonder onderlinge toestemming worden verricht door een ander dan de oorspronkelijke afgevaardigde;
- er is sprake van een vaste maandvergoeding op basis van een full-time arbeidsweek (40 uur);
- bij ziekteverzuim dient de vergoeding twaalf maanden te worden doorbetaald;
- de overeenkomst vervalt automatisch, als de houdstermaatschappij niet langer aandeelhouder is in de werkmaatschappij;
- door de werkmaatschappij wordt ten behoeve van de manager een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
Op basis van de uitspraak van de rechtbank kan tevens worden afgeleid dat vermoedelijk geen sprake zal zijn van een arbeidsovereenkomst met de werkmaatschappij, als er reeds een (aantoonbare) arbeidsovereenkomst bestaat tussen de aan de werkmaatschappij ter beschikking gestelde manager, meestal de DGA, en zijn houdstermaatschappij.
In dat geval adviseren wij ook altijd de arbeidsovereenkomst dusdanig op te stellen dat deze ziet op de arbeidsbeloning voor werkzaamheden binnen de gehele groep.
Een DGA kan niet zomaar verzekeringsplichtig zijn. Dit is echter wel het geval als hij tegen zijn zin kan worden ontslagen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er meerdere aandeelhouders zijn, die samen de meerderheid hebben in de vennootschap en de aandeelhouders niet allen bestuurder zijn.
Graag adviseren wij je bij het opstellen van beide overeenkomsten.